Je mag natuurlijk nooit vergelijkingen maken met WOII. Maar als men vraagt: ‘Hoe was het bij jullie thuis toen je puber was?’, kan ik alleen maar antwoorden: ‘In Westerbork was het gezelliger.’
Mijn vriend Henk was 14 jaar toen zijn ouders tegen hem zeiden: ‘Zoek jij maar een baas.’ Henk: ‘Je werd thuis gedoogd.’ Ik zei: ‘Ik kreeg vanaf mijn 13e de passieve-agressieve boodschap: ‘Wanneer rot je nou eindelijk op.’ Als er op mijn 15e een Blijf-Van-Mijn-Lijfhuis voor kinderen had bestaan, was ik daar naar toe gevlucht en had ik gezegd: ‘Ik wil nooit meer terug naar die vrouw. Ik weiger in één huis te wonen met die vrouw.’
Ik groei nog liever op in een weeshuis.
Maar je kon als kind geen kant op. Ik werd niet mishandeld. Dan zou het duidelijk zijn geweest. Maar ik was nooit goed genoeg. Mijn moeder was altijd ontevreden. Mijn ouders hadden uitsluitend kritiek.
Mijn ouders hadden een steeds langere lijst met voorwaarden en zelfs als je daar aan voldeed, vonden ze nog wel iets om je over af te zeiken.
Nooit een compliment, geen enkele interesse in mijn leven, totale onverschilligheid wat mijn gevoelens betrof. Enige aanmoediging? Laat me niet lachen.
Ik moest niet zeuren want mama had het zo zwaar met haar grote gezin en papa moest zo hard werken en was zo belangrijk.
’Jij overdrijft altijd zo’. ‘Wat zit je nou weer te zeuren.’ ‘Stel je toch niet altijd zo aan.’
Zo was de sfeer thuis vanaf mijn 13e tot mijn 20e. Iedereen heeft weer andere herinneringen. Ook al kom je uit het zelfde gezin. Mijn zus die anderhalf jaar ouder is, noemt die tijd: ‘De hel. Een nachtmerrie.’
Ik vind het helemaal niet erg dat ouders fouten maken. Zolang het bespreekbaar is en mijn gevoelens aan bod komen. Als mijn ouders hadden gezegd: ‘Kind, ik wist niet dat je je zo rot voelde. Ik vind het zo erg voor je. Je bent door dat grote gezin tussen de wal en het schip terecht gekomen. Dat was helemaal mijn bedoeling niet. Kun je me vergeven? Hoe kan ik het goed maken‘ Dan zou ik gelijk gezegd hebben: ‘Zand er over. Je bent vergeven. Geen probleem. Ik wilde alleen gehoord worden. Dat is alles.’
Maar dat werd me niet gegund. De situatie was onbespreekbaar. Ik kreeg alleen nog meer verwijten. Ik moest niet zeuren want ik had een dak boven mijn hoofd gehad, kleren aan mijn lijf en eten op mijn bord.
Gezellig aardappels poffen in kamp Westerbork
Een vriendin vroeg eens: ‘ Wat voor advies zou je je jonge zelf nu geven?’. Ik zei: ‘Mijn bek opentrekken. Het niet meer pikken. De hele boel kort en klein slaan.
Mijn moeder had de gewoonte als de les een uur later begon en ik kon uitslapen, om te gaan stofzuigen en tegen mijn slaapkamerdeur te bonken. Gewoon om te treiteren. Ze gunde me geen seconde rust. Zij was niet gelukkig en dan zorgde ze ervoor dat iedereen ongelukkig was. Ik had uit mijn slaapkamer moeten komen, haar een rotschop moeten geven zodat ze van de trap af donderde. En daarna de stofzuiger achter haar aan gooien. En hopen dat ze haar nek had gebroken. En niet de ambulance, de dokter of het ziekenhuis bellen. Gewoon terug in mijn kamer. Zoek het maar uit. Laat mijn vader maar eens met een oplossing komen. Het is niet mijn probleem. Eindelijk rust.’
In Westerbork was het toch echt gezelliger.